Blog Schoenmaatjes uitdeelreis Albanie

Tirana, Albanië – 6 februari 2017

3 Koffers met schoendozen, een rugzak met reisgids, een hoofd vol vragen en een hart vol verwachtingen… Gisteren was het zover. Op naar Albanië om daar namens Edukans en de Heutink Foundation door Nederlandse kinderen gevulde en versierde schoendozen te gaan uit delen in social shelters, op schooltjes in kleine bergdorpjes en bij kansarme gezinnen thuis. Albanië. Albanië…dat kleine land aan de kust, iets groter dan België, ingeklemd tussen Macedonië, Griekenland, Kosovo en Montenegro. Geen beeld, geen idee wat ons te wachten staat. In het vliegtuig lees ik in mijn reisgids dat het een land is met 3,8 miljoen inwoners en dus erg dunbevolkt. Dat er tot maar liefst 1991 (!) een Communistisch regime heeft geheerst, de munteenheid de Lek is, waar de Alpen prachtig zijn en de mensen overwegend Moslim. Feitjes uit een reisboek die leuk zijn om te weten maar die, zo blijkt later vandaag, zo weinig zeggen over hoe het is om in dit land te wonen. Mijn reisgids verhaalt niet over uithuwelijking, een fenomeen wat hier nog steeds plaatsvindt. Vertelt niets over de barre economische omstandigheden. Over de conservatieve houding ten opzichte van vrouwen. Over de uitzichtloosheid, het drugsgebruik, de verkeersongevallen, de massale trek naar hoofdstad Tirana of de vele zelfdodingen. Wel hoor ik in het vliegtuig van reisgenoot Johan een opvallend feitje wat me aan het denken zet. Het grootste aantal vluchtelingen uit een Europees land wat in Nederland asiel aanvraagt, is afkomstig uit Albanië. Stuk voor stuk economische vluchtelingen, die linea recta terug worden gestuurd. Dat wist ik niet. Vanuit het vliegtuig zien we hoofdstad Tirana onder ons liggen. Wat donker! Van lichtvervuiling hier nog geen sprake. We komen vroeg in de avond aan in een heus kasteeltje. Hier gaan we de komende 5 nachten doorbrengen. Verwelkomd door een van de vele zwerfhonden die hier rond lopen, worden we door een stel jongens naar onze kamers gebracht. Vergane glorie in al zijn glorie. We zijn in Albanië!!

Om half 7 word ik gewekt door ruziënde honden en razende auto’s. Helemaal klaar voor de dag. Wat ben ik nieuwsgierig naar dit land, naar de mensen, de kinderen, de omstandigheden. Na het ontbijt ontmoeten we Ada, een jonge, knappe vrouw met springerige blonde krullen. Zij en haar chauffeur nemen ons mee over hobbelige wegen, snel en handig manoeuvrerend tussen zwerfkippen, zwerfhonden en zwerfafval. Aangekomen bij haar kantoor vertelt ze ons over SFI, de Zwitsers-Albanese stichting waar ze voor werkt. Deze stichting is opgericht toen het Communistische regime ten einde was en houdt zich bezig met verschillende projecten, waaronder een ‘social shelter, de plek waar we nu zijn. En daar krijgen we meteen een inkijkje in de problematiek van dit land.

Albanië kent 2 soorten wezen: kinderen die geen ouders meer hebben, zogenaamde biological orphans, en kinderen die ouders hebben die niet meer voor ze kunnen zorgen, de social orphans. Ada vertelt ons dat met name deze laatste groep opgevangen wordt in dit tehuis, wat niet kan rekenen op geld van de staat maar wel op streng toezicht. We vragen haar naar de geschiedenis van de 8 kinderen die op dit moment 24 uur per dag, 7 dagen per week in het tehuis verblijven. De werkloosheid blijkt enorm in de dorpjes die Tirana omringen. Er is geen industrie, geen toerisme, geen handel. Alleen maar dat ene stukje grond waar gezinnen hun groenten op verbouwen voor eigen gebruik. Maar kunnen ze dan niet elders werk gaan zoeken, vragen we Ada. Tot 1991 bleek het in Albanië verboden te zijn je geboorteplaats te verlaten, je moest daar blijven wonen. Toen dit verbod werd opgeheven, trokken gezinnen massaal naar Tirana, de beloofde stad. Want hier is werk. Want hier zijn universiteiten. En huizen die niet tochten of lekken. Inmiddels wonen in deze kleine stad maar liefst 1 miljoen mensen, wat 1/3 is van de totale bevolking van het land! Met als gevolg dat de vraag naar werk hier vele en vele malen groter is dan het aanbod. Net als de vraag naar huizen. Inmiddels maak je hier alleen maar kans op een baan, als je tenminste 1 of zelfs 2 masterdegrees hebt behaald op de universiteit. De universiteit waarvoor je genoeg geld moet hebben om er te mogen studeren… Van de staat ontvangen werkloze gezinnen 20 Euro per maand, nét genoeg om elke dag droog brood te eten. De vicieuze cirkel is compleet. Met verschrikkelijke gevolgen. Voor de gezinnen in de bergdorpjes rond Tirana betekent dit dat het werk, de vrijheid, scholing lonkt. Er zo dichtbij zijn maar toch zo eindeloos ver weg is frustrerend. Mannen vergrijpen zich aan drank, drugs, gebruiken geweld. Vrouwen schikken zich naar het conservatieve man-vrouw beeld wat hier nog heerst en blijven thuis. Zelfdoding komt hier vaak voor. So far for de eerste kennismaking met dit mooie, heuvelachtige land…

Op weg naar de eerste school, vertelt Ada ze het regelmatig meemaakt dat een kindje bij het uitdelen van de dozen aan haar vraagt wat je toch met een tandenborstel moet doen… Of met shampoo… Ik geloof mijn oren niet. Wat ben ik nieuwsgierig naar wat ons te wachten staat. De school weet dat wij er aan komen, vorig jaar hebben zij ook schoendozen ontvangen, dus als de witte bestelbus vol met kadootjes voor komt rijden worden we verwelkomd door een menigte enthousiast springende kinderen. Handjes voor de monden geslagen, elkaar omhelzend, twijfelend, gretig. We beginnen met uitdelen bij ‘groep 1’, kindjes gaan hier vanaf hun 6e tot hun 14e naar primary school. We worden nieuwsgierig aangekeken, een enkel meisje moet huilen om zoveel commotie. 5

Vreemde mensen met de schooldirecteur in hun kielzog die ineens de klas binnen komen stappen. We delen de dozen uit, maar als het startsein wordt gegeven om uit te pakken laat een groot deel van de kindjes hun doos dicht. Niet wetend wat te doen? Ik kruip naast een meisje en help haar de elastiek van de doos af te halen en de deksel op te tillen. De eerste voorzichtige glimlachjes verschijnen op hun gezichtjes, maar bijna alle kindjes haasten zich ook hun doos weer direct dicht te doen. Angst en spanning voeren een gevecht met nieuwsgierigheid. Pas als wij de klas verlaten om naar de volgende groep te gaan, barst het plezier los. Stiekem kijken we een half uur later om het hoekje en dan zien we pas het echte ‘Schoenmaatjes-effect’. Trotse, blije gezichten die spieken in de dozen van de buurman of -vrouw. Yes…dit voelt goed!

In de andere klassen blijkt het niet veel anders te gaan… De klassen zijn gemengd (veel verschillende leeftijden in een groep), de leerkracht gehuld in witte dokterjas en de leerlingen beleefd en wat terughoudend. De directeur van de school vertelt ons over de problematiek waar hij elke dag mee te maken heeft. Kinderen die met honger en slechte gezondheid naar school komen. Die knikkebollen boven hun boeken, afgemat door het gebrek aan slaap, vitaminen, hygiëne. En ook: kinderen die op hun 12e van school worden gehaald omdat auto’s wassen nu eenmaal meer oplevert dan goede educatie. Weer word ik getroffen door de onmacht om deze cirkel die zich herhaalt van generatie op generatie te doorbreken. Toch zie ik bij veel kinderen nog het kinderlijke vuur en plezier in hun gestolen glimlachjes en stiekeme blikken die ze op ons werpen. Maar niet bij allemaal. Een wat oudere jongen, tiener, in spijkerjack raakt me. Zijn ogen staan hol, blik is triest, schouders hangen. Hij is niet de enige. Het mooiste moment is als we klaar zijn en weer naar buiten lopen. De school in inmiddels uit en op het schoolplein hebben alle kinderen zich verzameld om in alle vrijheid, zonder vreemde blikken, hun dozen door te spitten en aan elkaar te showen. Om jojo’s uit te proberen, ballonnen op te blazen.

Eén gezin blijft hangen op het schoolplein. Oma, vader (moeder is gestorven) en vijf kinderen nemen ons mee naar hun huis op een paar kilometer lopen, de heuvels in. We lopen langs vervallen, gevaarlijke bruggen en riviertjes die als afvaldumpplaats worden gebruikt. Ik voel me een beetje zenuwachtig, pottenkijker in levens die zoveel armer lijken dan die van ons in vele opzichten. Het lijkt onze lieve gastheer niet te deren en zijn dochter doet knappe pogingen in het Engels met ons te kletsen. Bij hun huis aangekomen, komen ook de buren naar buiten. Een mooie, jonge vrouw met haar half jaar oude dochtertje die vloeiend Engels spreekt (‘geleerd van de TV’). Haar schoonzus die vertelt dat haar dochtertje een epileptische aanval heeft gehad en even verderop in een huis ligt te slapen omdat het daar minder tocht. Een stokoude, goedlachse dame die met de jaren flink gekrompen is. Wie waar nu precies woont is me volstrekt onduidelijk, ze delen hun huizen en kamers. Hun noodzaak en roeping voor elkaar te zorgen is daarentegen overduidelijk en hartverwarmend. We worden binnen uitgenodigd en delen ook hier wat schoendozen uit. Ik speel een potje knikkeren met de jongens, en maak ze in.

Als we nog wat verder lopen komen we bij een huis zonder ramen, zonder deuren, zonder achtergevel. Ook hier blijkt een gezin te wonen. Heel ongemakkelijk werp ik even een blik naar binnen maar ik blijf liever buiten. Het voelt niet goed om dit te bekijken, laat staan te fotograferen. Mijn gevoel blijkt ook ergens op gebaseerd als Ada ons met een verdrietige, meewarige blik uitlegt dat de vrouw des huizes dacht, hoopte, dat wij langs kwamen om te helpen haar huis af te bouwen. Voor even is het goede gevoel wat ik op school kreeg weg. Wat zijn wij eigenlijk in hun ogen? Brengers van schoendozen, wekkers van valse hoop? Maar er is weinig tijd, de volgende emotie roept al weer. ‘Schoonzus’ is met ons mee gelopen, heeft haar zieke dochtertje uit bed gehaald om (huilend) een schoendoos in ontvangst te nemen. Ze zet haar dochter op haar heup en loopt ons achterna, inmiddels in de stromende regen en striemende wind, terug naar haar eigen huis. Als we omkijken zien we dat het zieke meisje het oranje gebreide mutsje opheeft wat in de schoendoos zat. De mooiste aanblik van deze dag.

We sluiten de dag af in de warme, veilige omgeving van het social center. Een heerlijke lunch staat klaar en we begrijpen van Ada dat de kokkin onderdeel is van een van hun projecten. Julie heet ze. Een schuwe, nederige vrouw die door SFI een nieuwe kans heeft gekregen. Een man die haar mishandelt, een tienerzoon, helemaal geen eten, beiden werkloos… Maar nu een spil in het social center. Na een rondleiding delen we de laatste 8 schoendozen van deze dag uit aan de kinderen die hier wonen. Ze zijn bezig met hun huiswerk, pantoffeltjes aan, een aai over hun bol van de 2 leraressen. Het tehuis verzorgt deze kinderen niet alleen maar ze krijgen er ook therapie om de trauma’s die ze hebben meegemaakt te verwerken. Het doel is om ze uiteindelijk terug te plaatsen in hun biologische gezin als de situatie dit toelaat, een pleeggezin of adoptiegezin. In alle rust worden de dozen uitgedeeld, er wordt gespeeld en contact gemaakt. Dat laatste is een groot verschil met de uitdeelsituatie op school. De kinderen voelen zich hier op hun gemak, veilig, en dat merk je. Ik krijg een ridder in mijn hand geduwd om een fictief gevecht te voeren met een speels jongetje van een jaar of 10. Een meisje pakt mijn hand en vraagt of ik haar wil schminken als Hello Kitty met de schmink uit haar schoendoos. De benjamin van het stel gooit een bal naar me. Wat ben ik dankbaar voor deze ervaring.

Door: Maartje Schel, bestuurslid Heutink Foundation